Ut Benkse en Merieke en ziene Huzaar
Wandelen in het spoor van ‘Venlose leedjes’
Kenmerken
Lengte: 7,5 en 7,8 kilometer
Startpunt: Station Venlo en Gasterij Groote Heide
Landschap: stad, groen en park
Ut Benkse en Merieke en ziene Huzaar
Wandelen in het spoor van 'Venlose leedjes'
Ik wandel met Rutger Burgers, geboren en getogen Venlonaar, over twee routes die refereren aan Festina Lente, Haast u langzaam. Festina Lente is de wapenspreuk van Venlo, én het is de titel van een lied van de beroemde carnavalscomponist Frans Boermans (1917-1999). Venlo is voor Rutger de stad van zijn jeugd maar ook van carnaval, dat hij vele malen uitbundig vierde in zijn stad. Thema van de wandelingen zijn de Venlose Vastelaovesleedjes die hem dierbaar zijn. Rutger: ‘In veel van de carnavalsliedjes wordt vol liefde gezongen over mooie en bijzondere plekjes in en om de stad. Reden temeer om die plekjes eens op te zoeken. Ieder van de elf wandelingen krijgt de naam van een bekend Vastelaovesleedje, uiteraard in dialect.’
Ut Benkse
Het lied stamt uit 1978 en wordt vertolkt door Ben Verdellen. Het is geschreven door Wiel Hermans en Hay Korsten. Op de liedjeswedstrijd van Jocus was Ben Verdellen vaak succesvol. In 1978 won hij deze wedstrijd in Venlo met ‘t Benkske. Het lied gaat over een bankje op de hei, ‘D’r steit ein bengske op de Hei, twië päöl, ein gamm’le plank’. Zittend op deze plek zou je een mooi uitzicht hebben over Venlo, op ‘t Rienke en Stalberg, dat je altijd zou willen zien. Wandelende over de Venlose Heide zien Rutger en ik talrijke overblijfselen van de oorlog. Het zweefvliegterrein dat in oorlogstijd Fliegerhorst heette, en talrijke bomkraters, schietbanen, kogelvangers en militaire loodsen. Aan de rand van de heide op het verhoogde Maasterras zien we vaag tussen de bomen Venlo liggen. ‘Ut benkske’ met het uitzicht zien we niet. Wel ‘Un benkske’, we turen over de heide en luisteren naar het lied van Ben Verdellen: ‘Wie schoën’, dan bin ik weer, wie idderein, zoë gruëts det ik dao woën’.
Refrein:
Zoë zit ik op mien bengske dan te kiéke,
op det Venlo, waat is det ein gezich.
Wie einen haan dae met zien vaere steit te priéke,
nae, moejer kin ‘t neet, det sprik zoë gans veur zich.
‘t Rienke, Gaasplein, Stalberg en ‘t Hetje,
de Maagdenberg, de Mert en de Schaopsdiék.
Heej bin ik thoés, det is um net ‘t ketje,
jao, op mien bengske veul ik mich zoë riék.
Foto's van deze wandeling
Merieke en ziene Huzaar
Het lied stamt uit 1978 en wordt vertolkt door Wiel Vestjens. Het is geschreven door Frans Boermans. Frans is Venloos meest succesvolle vastelaovendzanger aller tijden én ook de deelnemer aan het Limburgs Vastelaovesleedjes Konkoer die het vaakst won: liefst zes keer zegevierde Wiel Vestjens (1936-2018). En dat terwijl hij bij de eerste overwinning in 1988 al eenenvijftig jaar was. In 2017 ontving Vestjens de Gouden Narrekap van de samenwerkende Limburgse vastenavond verenigingen voor zijn verdiensten op carnavalsgebied. Verder ontving hij van de carnavalsvereniging Jocus de Orde van de Gouden Zwalm. Op 16 januari 2018 is Wiel Vestjens in zijn woonplaats Venlo overleden. Het lied gaat over de huzaren die in een mars Venlo binnen marcheren en Merieke zien: ‘Dan stónd Merieke aan de deur te kièke, Kleurde wie ein klaproeës in de zón.’ Toepasselijk start de wandeling in Blerick bij het Kazernekwartier. Hier worden de fundamenten van Fort Sint Michiel hersteld en komt in en rond de oude kazernegebouwen een nieuwe moderne woonwijk. Na de passage over de Maas volgt de binnenstad van Venlo, de voormalige garnizoensstad. We wandelen over het Julianapark, de groene ruimte in de stad waar de huzaren met hun paarden trainden en galoppeerden. En het Rozarium, toen Piottewei, waar nu de rozen nog bloeien maar waar vroeger de stallen van de huzaren waren gelegen: ‘ Ik bring dich ein buuske blome mei, Geplök op de Piottewei.’ Wandelend door Venlo zie je nog vele carnavalsitems, het Jocusmuseum, de carnavalszetels, Versierhoes van der Veer en beelden van beroemde Venlonaren. Een aangename wandeling met de trots van Rutger Burgers op zijn stad waar hij geboren en getogen is. Tijd voor een Paeterke in café de Plek.
Refrein:
Ao Merieke, leeve schat, allermoêiste maedje van de ganse stad,
Zek mich as te van mich hils, of des dich vanaovend met mich wandele wils.
As de klok sleit zeve slaeg, staon ik op ‘t tumpke van de Pônniewaeg.
Ik bring dich ein buuske bloome mei, geplök op de Piottewei.
Ik bring dich ein buuske bloome mei, geplök op de Piottewei.